woensdag

Serchis XIV

Het schrijnend besef van verlies verteerde me, holde me uit tot ik enkel nog maar bestond uit een huls waarin zich enkel verdriet verschool. ik kroop dichter tegen haar koude lichaam aan en probeerde me de warmte te herinneren die ze ooit uitstraalde. Ik wilde haar niet aankijken, ik had geen moed meer om de uitdovende blik waar eens de hele sterrenhemel in had geschittert te trotseren, de blik waar ik in verdronk, de blik die ik verslond, de blik die me zoveel zei en toch zoveel geheimen had, die blik was dood. het gevoel om samen te sterven bekroop me, het gevoel dat het allemaal hier behoorde te eindigen leek me zo voor de hand liggend. ik nam het bebloede mes uit haar hand, haar nog steeds niet aankijkend. het bloed op het mes was nog warm, in contrast met haar koude lichaam deed het me huiveren, ik staarde van het mes naar mijn borst en aarzelde even, ik keek op en verstarde toen mijn blik in de hare viel, het zwarte gat waar ooit haar ogen hadden gezeten slorpte mijn laatste aarzeling op en zonder mijn blik af te wenden van haar gezicht plofte het mes in mijn hart. Tranen rolden over mijn wangen en vielen op mijn geopende handen, ik bleef koppig in haar ogen kijken, dwingend dat het leven zou terugkeren, dat mijn leven in dat van haar zou vloeien, ik bleef kijken, maar langzaam werd alles zwart en gleed ik weg in haar ogen. ik voelde nog net dat ik op haar viel. Samen met mijn leven vloeide ook de pijn weg en ik herinnerde me een zin die ik lang geleden ergens opving, "De dood laat alleen de levenden lijden". ik lachte en stierf weg

dinsdag

Open

de stilte leek onwerkelijk, alsof de wind zelfs de kleinste fluistering van je tong wegblaast. Ik stond in het midden van de kring en allemaal keken ze me aan, koud, doods, alsof glimlachen een pijnlijke zaak was die je best kon afleren voor het je einde zou betekenen. achterdochtig keek ik rond, alsof ze me elk moment zouden bespringen met messen en andere scherpe voorwerpen waar ik liever niet aan dacht. angst bekroop me , mijn benen verloren hun gevoel en ik wankelde. Even dacht ik dat ik in een afgrond viel, even was genoeg, ze schrijnden statig naar me toe, allemaal tegelijk, ik dacht dat ik zou verdrinken in een zee van mensen, een beangstigende zee die me zou verstikken zonder een kans om boven te komen, ik schreeuwde het uit van angst en werd wakker

zondag

?

daarnet was het nog zover, ik staarde naar de lege ruimte in de hoek van de kamer
2 minuten later ontwaakte ik uit de trance met het besef dat ik er nog steeds niet overheen was.
de chaos in mijn hoofd was totaal, ik legde mijn hoofd in mijn handen, een onbewuste en onbeholpen poging om het harde beuken op de binnekant van mijn schedel te stoppen. ik sloot mijn ogen en probeerde na te denken, helaas, zonder enig resultaat. ik zou bijna geloven dat ik krankzinnig werd, geen gedachte in mijn hoofd was nog helder en gedachten die helder in mijn hoofd kwamen zeiden niet meer dan waanzin en irritatie. ik probeerde mijn ogen te openen maar alles bleef zwart, alles, met inbegrip de kleuren die ik zie wanneer het donker is of wanneer ik mijn ogen sluit, de leuke dansende vormeloze figuren, weg. even probeerde ik zelfs dood te gaan, maar toen was de pijn er, als een withete flits vanaf mijn kruin tot in het einde van mijn staartbeen. ik schreeuwde, mijn longen scheurden, en alles stopte met bewegen