Serchis XIV
Het schrijnend besef van verlies verteerde me, holde me uit tot ik enkel nog maar bestond uit een huls waarin zich enkel verdriet verschool. ik kroop dichter tegen haar koude lichaam aan en probeerde me de warmte te herinneren die ze ooit uitstraalde. Ik wilde haar niet aankijken, ik had geen moed meer om de uitdovende blik waar eens de hele sterrenhemel in had geschittert te trotseren, de blik waar ik in verdronk, de blik die ik verslond, de blik die me zoveel zei en toch zoveel geheimen had, die blik was dood. het gevoel om samen te sterven bekroop me, het gevoel dat het allemaal hier behoorde te eindigen leek me zo voor de hand liggend. ik nam het bebloede mes uit haar hand, haar nog steeds niet aankijkend. het bloed op het mes was nog warm, in contrast met haar koude lichaam deed het me huiveren, ik staarde van het mes naar mijn borst en aarzelde even, ik keek op en verstarde toen mijn blik in de hare viel, het zwarte gat waar ooit haar ogen hadden gezeten slorpte mijn laatste aarzeling op en zonder mijn blik af te wenden van haar gezicht plofte het mes in mijn hart. Tranen rolden over mijn wangen en vielen op mijn geopende handen, ik bleef koppig in haar ogen kijken, dwingend dat het leven zou terugkeren, dat mijn leven in dat van haar zou vloeien, ik bleef kijken, maar langzaam werd alles zwart en gleed ik weg in haar ogen. ik voelde nog net dat ik op haar viel. Samen met mijn leven vloeide ook de pijn weg en ik herinnerde me een zin die ik lang geleden ergens opving, "De dood laat alleen de levenden lijden". ik lachte en stierf weg